Geschiedenis

De Welsh Corgi, Back to the Basics…

Auteur: mw. R.C.M.  Dijkhorst-Noij

Vandaag de dag zijn de Welsh Corgi Cardigan en Pembroke in Engeland nog steeds zogenaamde “vulnerable breeds”, rassen die niet veel voorkomen en daardoor kwetsbaar zijn. Het lijkt echter alsof de rassen steeds populairder worden, met name in de rest van Europa. Maar laten we ook nog eens even terug kijken in de geschiedenis…

Er is behoorlijk wat geschreven over de geschiedenis van de Welsh Corgi, veel auteurs houden er nagenoeg dezelfde ideeën op na, we zullen op de meest bekende inzoomen.

Volgens een vooraanstaand auteur op het gebied van de Welsh Corgi, Clifford Hubbard (UK), vinden we de eerste corgi-achtige honden begin 12e eeuw en waarschijnlijk zelfs in het begin van de 10e eeuw onder het bewind van Hywel Dda, de koning van Wales.

De voorouders van de Pembroke gaan terug naar de “Spitsen”, honden uit het verre Noorden die we herkennen aan een puntige voorsnuit, een vosachtig hoofd, staande en iets gepunte oren, een hoge staartaanzet en een vrolijke (lees: hoog gedragen) staart. Ze zouden door de “Vikingen” zijn meegenomen op hun reizen en geruild tegen proviand of per ongeluk ontsnapt en gekruist met de plaatselijke rassen. De Västgötaspets en het Schipperke zijn de rassen die als voornaamste voorouders worden gezien.

De Cardigan gaat terug naar dezelfde voorouders als die van de Dashond, je merkt ook vandaag de dag nog dat de Cardigan meer passie voor jachtpartijen heeft dan de Pembroke. Ook in constructie zien we hier wat verschillen.

De Cardigan heeft een langere, laag aangezette staart, een sterker hellend bekken waardoor hij zijn staart ook lager draagt dan de Pembroke. De Cardigan heeft het front waarbij de voetjes iets naar buiten wijzen, iets wat we ook bij de oudere Dashond tegen kwamen. De Cardigan is ook wat langer in lichaam dan de compactere Pembroke.

Thelma Gray (UK), nog een autoriteit op Corgi gebied, vertelde over een andere benaming voor de Cardigan: de “One Yard Dog”, hij zou van de punt van zijn neus tot aan het puntje van zijn staart 40 inch lang zijn. Dit is min of meer gelijk aan een meter. Een yard bedraagt 36 inch en dat komt op zo’n 91 cm, wat zou betekenen dat deze term niet klopt. Nu wil het geval echter dat een yard in Wales vroeger 40 inches bedroeg nu beter bekend is met de term Welsh Yard.

De beide rassen werden zo nu en dan door elkaar heen gefokt, al gebeurde dit volgens mrs. Gray niet op grote schaal en zagen we in Pembrokeshire voornamelijk Pembrokes en in Cardiganshire vooral Cardigans. De arme boer maakte het rastype niet uit, hij wilde alleen een sterke werkhond en selecteerde dan ook voornamelijk op werkeigenschappen.

Omdat er geen geld was om te reizen, laat staan om op pad te gaan voor een dekking, gebruikte men vooral honden uit de buurt. Hierdoor waren veel rassen in beginsel eigenlijk meer een type dat je in de hele regio zag omdat de honden uit de buurt onderling werden gekruist.

Ook vroeger kwamen fluffies voor, dit zijn de langharige Corgi’s die we ook vandaag de dag nog steeds tegen komen. Volgens mrs. Gray hebben we het langhaar gen te danken aan de Welsh Collie, een van de rassen die in een ver verleden zijn ingekruisd.

De korte benen van de Corgi hadden zo hun voordelen. Ze konden zich gemakkelijker voortbewegen in het ruige en rotsachtige landschap in Wales. In het werk zien we wel een verschil tussen de Cardigan en de Pembroke.

De Cardigan kan zijn benen verder onder het lichaam brengen door het sterker hellende bekken en daardoor haaksere wendingen maken.
Een laagbenige hond kon gemakkelijk in de hakken van de onwillige koeien bijten, als deze als reactie dan naar achteren trapte kon de Corgi die trap gemakkelijker ontwijken dan een normaalbenige hond, omdat hij sneller kon gaan liggen.

In het werk zien we echter vaak dat de corgi veel zijwaartse bewegingen maakt en sneller omrolt om dingen te ontwijken.

Er werd ook wel gezegd dat de Pem vooral in de heuvels werkte en de Cardi vooral in het dal. Daarom zou ook de voetvorm bij beide rassen anders zijn… De Cardi voet was rond, groot in verhouding tot de rest van de hond, goed gewelfd met sterk bot en sterke nagels.
Herdershonden werden vroeger onder andere onderscheiden in:

  • Pastoral dogs, dit zijn honden die buiten in de wei bij het vee liepen.
  • Droving dogs, deze honden werden gebruikt bij het transport van het vee.

Rond de 10e eeuw mochten boeren slechts kleine honden houden, geschikt voor het bestrijden van ongedierte. Herders mochten honden houden maar deze moesten herkenbaar worden gemutileerd zodat ze niet in staat waren het wild dat de adel toebehoorde te vangen. Herders mochten de staarten couperen, dat werd als voldoende maatregelen gezien om de snelheid van de honden weg te nemen. Velen probeerden onder deze maatregel uit te komen maar de boetes waren hoog. Deze wetgeving was op een gegeven moment niet meer werkbaar en er werd besloten om een algemene belasting te heffen op het houden van honden. Het werd echter snel duidelijk dat boeren die belasting niet konden betalen. Maar ze konden ook niet zonder hun honden die hen bij hun werk hielpen. Dus werd besloten dat bepaalde hondenbezitters geen belasting hoefden te betalen, dan moest wel de staart gecoupeerd zijn.

Corgi-achtige honden werden tot ongeveer halverwege de 19e eeuw ook gebruikt als zogenaamde “turnspit” honden. Kortbenige honden met langere lichamen en gekromde voorbenen werden ingezet als werkbesparende hulpjes in grotere huishoudens en bijvoorbeeld pubs.

De hond werd in een soort rad geplaatst dat aan het spit was verbonden en wanneer de hond het rad in beweging zette, begon het spit te draaien en werd het vlees aan het spit gegaard.Vaak werden deze honden in paren gehouden, om het werk te kunnen verdelen. In Engeland kent men nog een gezegde dat waarschijnlijk terugslaat op deze honden: “Every dog has his day”.

Zoals u wel verwacht was men in die tijd niet zo diervriendelijk, bij de honden die niet wilden lopen werden een paar hete kooltjes in het rad gelegd, om die te ontwijken, moest de hond wel bewegen. Honden die het werk door blessures of verwondingen niet meer aan konden werden afgemaakt of voor een habbekrats verkocht aan mensen die ze meenamen als voetwarmers in de kerk op de zondag. Toen de keukens steeds meer gemechaniseerd werden, raakte dit gebruik uit de tijd.

Het woord Corgi is een combinatie van de Welsh woorden “Cor” (dwerg) en “Ci” (hond). Een andere mogelijkheid is dat het woord Corgi is afgeleid van “cur dog” wat aan gaf dat we te maken hadden met een werkhond en niet met een gezelschapshond.

Volgens een andere bekende auteur, Iris Combe (UK), ging de Corgi terug naar de Noorse rassen die werden gehouden door families die leefden van vis en van zeevogels en hun eieren, ze leefden op arme landbouwgrond en er was in het algemeen ook niet heel veel grond. In Wales werden veel ganzen en eenden gehouden (veren voor bedden en kleding en lever voor de pate)

Het was goed bekend dat de Corgi werd gebruikt als heeler en drover, vooral voor schapen en vee. Hij beschermde het vee en hielp bij het bijeendrijven van de kalveren. Op de boerderij trof je altijd loslopende kippen en andere vogels aan en er was dus altijd een dreigend gevaar van roofdieren. Ook werd de Corgi gebruikt bij het binnenbrengen van de ganzen en eenden zodat ze ’s nachts beschermd waren tegen de roofdieren.
Daarnaast was het transport van ganzen tot koeien naar de plaatselijke markt een taak die de Corgi met verve uitvoerde. Meerdere Corgi’s werkten samen om de dieren langs de zijkant van de weg te drijven. Er wordt gezegd dat het redelijk stille werkers waren, te veel geluid zou de dieren afschrikken. maar dat is vandaag de dag lang niet altijd zo…

De Corgi wordt niet voor niets een “heeler” genoemd, hij dreef het vee op door ze in de hielen te bijten, toch zien we ook honden die “headen” en ook dat zien we bij meer rassen, onwillig vee wordt naar het hoofd gesprongen.

Na de eerste Wereld Oorlog werden Corgi’s al geshowd, de cardigan en de pembroke door elkaar heen. De ontwikkeling van beide rassen kwam eigenlijk pas echt op gang na de oprichting van de eerste Welsh Corgi Club in 1925. In die tijd bestond de club voor het grootste deel uit leden afkomstig uit Pembrokeshire, die de voorkeur gaven aan de Pembroke.
In die tijd werd ook de rasstandaard opgesteld waarin het ideaal beeld van de pembroke werd beschreven en welke de voorloper is van de huidige standaard.

Omdat de leden uit Cardiganshire hun type, de Cardigan, prefereerden werd een jaar later in 1926 de Cardigan Welsh Corgi Club opgericht die nu nog steeds bestaat, de huidige Cardigan Welsh Corgi Association.

In 1928 werden de eerste “Challenge certificates” (kampioenschappen) uitgegeven door de Engelse Kennel Club. In 1934 werden de Cardigan en de Pembroke door de Kennel Club als twee aparte rassen erkend en werden de rassen niet langer door elkaar heen gefokt.

Uiteraard mag hier niet ontbreken dat de huidige koningin Elisabeth in 1933 van haar vader haar eerste Pembroke kreeg, Rozavel Golden Eagle. Deze kwam bij de eerder genoemde fokker Mw. Thelma Gray, van de Rozavel kennel, vandaan. De reu werd door de kennel hulp Duke of Dookie genoemd omdat hij niet uit de schaal van zijn nest genoten wilde eten en daarom eten in een eigen bakje kreeg.  De naam Dookie bleef omdat de prinses de naam en het verhaal zo leuk vond. Omdat de Royal family een pembroke had, steeg de populariteit van het ras. Wellicht is dit ook de reden dat de Pembroke, in Engeland, ook vandaag de dag nog populairder is dan de Cardigan.

In 2007 werd er een wet ingevoerd waardoor er in Engeland niet meer mocht worden gecoupeerd. Voor een aantal oudere fokkers was dit coupeerverbod het moment om te stoppen met het fokken van Pembrokes. Op dit moment lijkt met name de Cardigan aan populariteit te winnen.